Wind geeft over het algemeen niet al te veel overlast als deze vrij en ongehinderd kan stromen. Dit is op zee bijvoorbeeld het geval. Men zal op zee dan ook niet snel spreken over tocht. Wind wordt als overlast gevoeld en ervaren als er onverwachte windversnellingen plaatsvinden. Dit is veelal het geval wanneer de wind aan land komt en allerlei obstakels tegen gaat komen. Dit zorgt dan voor drukverschillen (loef en lij voor en achter de obstakels).
Van de wind die tegen een gebouw aanstroomt gaat circa 2/3 naar beneden, dit komt door de druk van de atmosfeer. Dit deel van de wind stroomt grotendeels op straatniveau om de hoeken van dat gebouw verder in de windrichting. De volumestroom lucht neemt daardoor naast het gebouw toe waardoor de wind relatief harder stroomt dan als het gebouw hier niet zou hebben gestaan. Deze windversnellingen kunnen leiden tot windhinder. Achter het gebouw ontstaat door de relatieve onderdruk een zog, waarbinnen lucht terug naar het gebouw stroomt (in tegengestelde richting van de wind).
De lengte waarover het gebouw effect heeft op het lokale windklimaat is afhankelijk van de breedte, hoogte en lengte. Als er twee hoge gebouwen naast elkaar staan wordt het effect verergerd. Wind kiest altijd de weg van de minste weerstand. Dit betekent dat de wind die omlaag gedrukt wordt langs de gevel van uw pand, via de entree naar binnenstroomt. Dit zorgt voor tochtoverlast en windhinder. Zeker als uw pand ook nog een achteruitgang heeft, zoals leveranciersingangen, ontstaan er zogenaamde kortsluitstromen in het pand. Deze kunnen voor zeer veel overlast zorgen.
Ons weer wordt beïnvloed door de Noordzee, maar ook de zuidwestelijke wind. Gemiddeld genomen komt de wind bijna 50% van de tijd uit het westen tot zuiden. Heeft uw pand een entree gelegen op het westen of zuiden dan zal de windoverlast groter zijn, dan als uw entree op een van de andere richtingen ligt.